Sporten in Nederland: weinig gebeurd en toch veel veranderd

Als het gaat om sport is er eigenlijk niet zoveel veranderd ten opzichte van 2014. De wekelijkse sportdeelname (57% van de bevolking), het clublidmaatschap (31% van de bevolking), de stand op de internationale medaillespiegel (9e) en het vrijwilligerswerk in de sport (10% van de bevolking) zijn min of meer constant. Maar we zien wel degelijk ook veranderingen. De laatste jaren is er veel veranderd in het sportgedrag, sportaanbod en sportbeleid. Zo blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut. In deze blog delen we enkele resultaten. Spoileralert: we moeten weer gaan zwemmen onder schooltijd, goed voor het kind en het (zwem)onderwijs.

Motorische vaardigheidsontwikkeling

In de jeugd moet de basis worden gelegd voor een leven lang bewegen. Het is dan ook verontrustend dat de motorische vaardigheden van kinderen teruglopen en dat de motorische vaardigheidsontwikkeling van kinderen minder goed verloopt dan enkele decennia geleden. In de buitenschoolse tijd wordt minder bewogen, en scholen maken eerder iets minder dan meer tijd vrij voor bewegingsonderwijs. Dat terwijl juist de kinderen die niet voldoende bewegen afhankelijk zijn van dit bewegingsonderwijs. Het bewegingsonderwijs bereikt immers vrijwel alle kinderen. Vooral kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status en meisjes met een migratieachtergrond worden door het buitenschoolse sportaanbod slechts beperkt bereikt.


Ben jij op zoek naar een leverancier voor zwembadafdekkingen? 👉 Klik hier.



Ongeorganiseerd sporten

Een andere ontwikkeling die extra aandacht behoeft, is de veranderende bevolkingssamenstelling als gevolg van migratie en vergrijzing. Hierdoor veranderen ook de wensen en de voorkeuren voor sportbeoefening. We zien nieuwe activiteiten opkomen die aansluiten op deze behoeften en voorkeuren van deelnemers, zoals flexibiliteit in tijdstip en plaats. Deze wijziging heeft te maken met de behoefte van een steeds groter wordende groep mensen die zich niet meer aangetrokken voelt tot sporten op vastgestelde tijden bij een vereniging. Het ongeorganiseerd sporten en bewegen neemt toe. Dat sporten vooral moet bijdragen aan een gezonde leefstijl is eveneens een nieuwe ontwikkeling, gezondheid is voor negen op tien mensen het belangrijkste motief om te sporten. De sportaanbieders zullen zich moeten buigen over de mogelijkheden deze, deels nieuwe, groepen in beweging te krijgen en te houden.

Eenzaamheid

Voormalig minister Schippers zei al dat ‘sport en bewegen zorgt voor maatschappelijke impact’. Die impact kan betrekking hebben op de gezondheid, het burgerschap, de sociale leefbaarheid, alsook de economie en de de fysieke leefomgeving. Sport en bewegen biedt een positief sociaal klimaat dat het mogelijk maakt sociale vaardigheden te ontwikkelen, om vrienden te maken en daarmee het sociale netwerk uit te breiden. Fysieke activiteiten kunnen zo eenzaamheid en maatschappelijke uitsluiting tegengaan. De sociale meerwaarde van sport en bewegen lijkt daarmee voor de hand te liggen. Maar of dat werkelijk zo is, valt lastig te zeggen. Dit soort resultaten laat zich lastig vangen in cijfers. Neemt niet weg dat een simpel iets als een les aquasporten met daarna een kopje koffie van grote waarde kan zijn voor mensen die alleenstaand zijn.

Lees ook: Landelijke aanpak ‘Eén tegen eenzaamheid’, ook interessant voor zwembaden

Sportakkoord

Daarnaast laat het rapport zich positief uit over het sportakkoord. Hoewel er nog geen cijfers zijn, kan men al wel stellen dat er iets bijzonders in zit. Het Sportakkoord geeft een nieuwe draai aan het sportbeleid. Mede doordat het kabinet met vele betrokkenen een dergelijk akkoord heeft gesloten. Opvallend is tevens de verschuiving van de focus. Was er voorheen veel aandacht voor de maatschappelijke waarde van sport, nu is de nadruk meer komen te liggen op het lokale sportbeleid en de voorwaarden voor sportbeoefening, zoals accommodaties, de organisatorische kracht van sportaanbieders en het bieden van veilig en plezierig sportaanbod. Wel constateert men dat een aantal actuele thema’s niet wordt geadresseerd. Zo wordt niets gezegd over de mogelijkheden in te spelen op de vergrijzing van de bevolking. Ook nog genoeg te doen dus…

Over de Rapportage sport 2018
De Rapportage sport 2018 verschijnt iedere vier jaar en wordt ondersteund door het ministerie van VWS. Naast het Mulier Instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau hebben meegewerkt: CBS, RIVM, Hanzehogeschool Groningen, Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Brussel. Samen brengen zij de ontwikkelingen in kaart op het gebied van bewegingsonderwijs, sport- en beweegdeelname, topsport, sportinfrastructuur en volgen van sportevenementen.