Kwaliteit is de basis van alles. En kwaliteit heeft een prijs. Volgens mij zijn dat twee zinnen waar bijna iedereen het mee eens is. Maar toch zit er veel discussie in deze twee aannames. Zeker als het om zwemonderwijs gaat. Omdat niet iedereen dezelfde portemonnee heeft is het fijn dat er keuze is in producten en hun prijs. Een pak 500 grams koffie kun je voor €1,89 en voor €4,99 kopen. Het is en blijft koffie en soms ook een kwestie van smaak. We weten dat het prijsverschil niet ‘gratis’ is. Ergens heeft iets of iemand een veertje moeten laten. Niet zelden is dat het personeel. Zij betalen de prijs. Geen pensioen bijvoorbeeld op veel zwemscholen, of het grote verschil in salaris tussen de ‘commerciële’ aanbieders en de (verzelfstandigde) gemeentebaden.
In het zwemonderwijs zie ik de invloed van de marktwerking op de kwaliteit en op de prijs. Er zijn geen wettelijke eisen gesteld aan de kwaliteit van het zwemdiploma of aan de kwaliteit van de zwemonderwijzer. Er zijn alleen richtlijnen. Door het gebrek aan wetgeving en aan onafhankelijke controle op eventueel wettelijk eisen, is er van alles mogelijk. Dat heet de vrije markt. Commerciële werkgevers maken vaak keuzes die kosten gedreven zijn, al komen ze hier natuurlijk niet openlijk voor uit. Zij beweren dat de koffie van €1,89 net zo goed smaakt als die van €4,99, dat het prima koffie is, en dat ik me niet met de prijs moet bemoeien: laat mensen de vrije keuze.
Lees ook: ‘We moeten zorgvuldiger omgaan met ons menselijk kapitaal’
Ik bemoei me er wel mee. Het is namelijk mogelijk dat er onder de gewenste kwaliteit gedoken wordt omwille van de prijs en zo ontstaat er een ongelijk speelveld. En daarvan is de medewerker de dupe, maar het is ook slecht voor het imago van het vak. Klanten weten niet eens wat ze kopen. Als je naar de Aldi gaat weet je dat de boodschappen goedkoper zijn dan bij de Albert Heijn. Maar weet de klant die naar een zwembad of zwemschool gaat of het de Aldi of de AH is? Nee, dit weet hij niet. En dus is uiteindelijk ook de klant de dupe van dit systeem. Want weet hij nog wat de waarde is van het diploma dat zijn kind behaald heeft? Het smaakte naar koffie, maar was het wel echte koffie?
En dus woedt er nu een discussie in Nederland wie dan moet bepalen wat zuivere koffie is in het zwemonderwijs. De slager mag niet zijn eigen vlees keuren. Vanuit de vakbond vinden wij, de leden en de bestuurders, het belangrijk dat de kwaliteit van het zwemonderwijs overeind blijft. Het is een vak, dat leer je op het MBO, minimaal niveau 3 en die vaardigheden verbeter je voortdurend in de praktijk. Voor mij, voor ons, is de basis van goed zwemonderwijs, de kwaliteit van de zwemonderwijzer. Daar zit een prijskaartje aan. Daar wil ik eigenlijk niet over onderhandelen. Als je het personeel niet op waarde schat, schat je het product dat zij leveren ook niet op waarde.
En wie gaat dat betalen? Die vraag ligt bij de ondernemers. Die soms lastige puzzel hebben zij te leggen. Maar eerst zullen zij met elkaar eens moeten worden over de kwaliteit die nodig is om het personeel dat te laten doen waarvoor ze op aard zijn: mensen leren zwemmen, mensen laten bewegen, mensen laten ontspannen. Als vakbond hebben we het belang van de zwembadmedewerker scherp in het vizier. De race naar beneden moet stoppen. Waardeer het vak, waardeer de kennis en kunde die nodig is. Waarderen en investeren kan op heel veel manieren. De cao onderhandeling van 2022 gaat ongetwijfeld daarover.
Deze column van Ingrid Koppelman (Bestuurder Sport en Bewegen bij FNV) verscheen eerder al in ZwembadBranche #83
Wil je reageren op deze column mail naar ingrid.koppelman@fnv.nl
Wil jij de komende editie van ZwembadBranche ook (thuis) ontvangen? Meld je dan aan voor een gratis abonnement via deze link.