Het aantal kinderen zonder zwemdiploma stijgt, zo blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut, en dat is zorgelijk. Waar eerst het aantal kinderen zonder diploma juist daalde, heeft de coronapandemie gezorgd voor juist weer toename. In 2022 is het aantal zelfs twee keer zo hoog als in 2018. De coronamaatregelen hebben daarmee een grote impact gehad op de zwemveiligheid van de jeugd. Dat terwijl ieder kind veilig in en om het water moet kunnen bewegen. Wat moet er nu gebeuren om het tij te keren: bij welke kinderen zijn de zorgen het grootst?
Coronamaatregelen
In de periode 2012 tot 2018 nam het aantal kinderen zonder een zwemdiploma af. Maar in de periode vanaf de coronapandemie (2020) neemt dit aantal juist weer toe, zeer waarschijnlijk door de coronamaatregelen. In 2022 is het aandeel kinderen zonder zwemdiploma zelfs twee keer zo hoog als in 2018. In 2018 ging het nog om 6 procent van de kinderen, vorig jaar was dat percentage opgelopen naar 13 procent. Ook tijdens de coronapandemie was dit percentage al gestegen naar 9 procent. Een positieve ontwikkeling is wel dat het aandeel kinderen met alle drie deze diploma’s in 2022 weer op het niveau van 2018 is. Vooral kinderen van 12-16 jaar hebben vaker een A-,B- én C-diploma. Het lijkt er dus op dat kinderen na de basisschool nog hun zwemdiploma C behalen.
Ben jij op zoek naar een leverancier die kan helpen met de waterbehandeling in jouw zwembad of zwemschool? 👉 Klik hier.
Inkomen, herkomst en woongebied van invloed
Uit het onderzoek blijkt dat het aandeel kinderen zonder zwemdiploma afneemt naarmate het inkomen van het huishouden toeneemt. Zo’n 25 procent van de kinderen uit de laagste inkomensgroep heeft geen diploma, terwijl van de kinderen uit de categorie met het hoogste inkomen dit 2 procent is. Een vergelijkbaar patroon is te zien bij de kinderen die een A-, B- én Cdiploma hebben: maar 24 procent van de kinderen in de laagste inkomensgroep hebben alle drie de diploma’s en zijn dus zwemveilig. Van de kinderen in de hoogste inkomensgroep is dat twee keer zoveel (48%). De kinderen uit de laagste inkomensgroep hebben de afgelopen jaren niet meer of minder diploma’s gehaald dan eerder, hier moet dus nog wel het een en ander gebeuren om dit gelijk te trekken met de hogere inkomens. Tevens zitten er verschillen tussen de herkomsten van kinderen. Kinderen met ouders met migratieachtergrond en kinderen die zelf migratieachtergrond hebben, hebben vaker geen zwemdiploma dan kinderen zonder migratieachtergrond. Van de kinderen met zelf een migratieachtergrond is dat ruim een kwart. Kinderen met ouders met een migratieachtergrond hebben wel vaker een A-,B- én C-diploma dan kinderen zonder migratieachtergrond. Kinderen met een migratieachtergrond voldoen het minst vaak aan de Norm Zwemveilig. Daarnaast hebben kinderen die in een stad wonen, vaker geen zwemdipoma’s. Van de kinderen die in zeer sterk stedelijk gebied wonen heeft 18 procent een diploma, in matig stedelijk gebied maar 5 procent. Tevens voldoen kinderen die in zeer sterk stedelijk gebied wonen minder vaak aan de Norm Zwemveilig.
Kansen vergroten
We zien dus vooral een stijging in het aantal kinderen zonder zwemdiploma bij kinderen uit gezinnen met een laag inkomen, met een migratieachtergrond en die wonen in sterk stedelijk gebied. Dat kan deels komen doordat zij belemmeringen ervaren om zwemles te volgen. Het is dus van groot belang dat de kansen voor kinderen uit deze groepen om zwemles te volgen worden vergroot zodat de zwemveiligheid onder hen toeneemt en de verschillen afnemen. Daarnaast blijft het natuurlijk van groot belang dat wij ons inzetten als branche om ervoor te zorgen dat ieder kind kan leren zwemmen.
Vanaf 2012 biedt de Vrijetijdsomnibus (VTO) inzicht in het zwemdiplomabezit van kinderen (6-16 jaar) in Nederland. De factsheet Zwemvaardigheid 2022 van het Mulier Instituut gaat over de ontwikkelingen daarin over de periode 2012-2022.