‘Sport en Bewegen in de Buurt’ ook succesvol voor het zwembad?

Het idee van het programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB) in 2012 was dat er voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod in de eigen buurt is, dat veilig en toegankelijk is. Om zodoende sportdeelname en een gezonde en een actieve leefstijl te stimuleren. Het realiseren van een passend sport- en beweegaanbod is een lokale verantwoordelijkheid, maar het programma SBB moest zorgen voor een omslag naar een sportieve samenleving. Nu we 6 jaar verder zijn is het interessant om te weten of de missie is geslaagd. En in hoeverre het een stimulans is geweest om te gaan zwemmen.

Focus

Het Mulier Instituut heeft een Voortgangsrapportage Sport en Bewegen in de Buurt (SBB Monitor) uitgevoerd om te zien wat het ons heeft opgeleverd. In 2012 is het programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB) opgezet. Een breed opgezet programma, in eerste instantie zonder specifiek doelgroepenbeleid. Het doel was vooral lokaal meer kansrijke verbindingen te laten ontstaan tussen sport- en beweegaanbieders en andere partijen, door ruimte te geven aan lokaal ondernemerschap en in te zetten op het wegnemen van belemmeringen. De belangrijkste pijlers waarop het programma rustte waren de verbrede en extra inzet van de sinds 2008 bestaande combinatiefunctionarissen, omgedoopt tot buurtsportcoaches, en de financiering van de tweejarige Sportimpulsprojecten. Het programma is in de loop der tijd veranderd, waarbij de focus steeds meer kwam te liggen op deze twee hoofdpijlers en er meer aandacht kwam voor kwetsbare burgers.


Ben jij op zoek naar een leverancier die kan helpen met de waterbehandeling in jouw zwembad of zwemschool? 👉 Klik hier.



Lees ook: Nationaal Sportakkoord stelt geld beschikbaar voor bewegingsonderwijs. Kansen voor schoolzwemmen?

Doekracht

Terugkijkend kun je stellen dat de Buurtsportcoachregeling zeer succesvol is verlopen. Gemeenten vinden dat de inzet van de buurtsportcoach een impuls geeft aan hun lokale sport- en beweegbeleid. Buurtsportcoaches brengen verbinding tussen lokale organisaties en zorgen voor ‘doekracht’ zodat op lokaal niveau nieuw sport- en beweegaanbod tot stand komt of bestaand aanbod wordt verbeterd. Ondanks grote verschillen in taken, rollen en doelgroepen, hebben buurtsportcoaches in de kern een aantal eigenschappen met elkaar gemeen. Vooral het verbindende karakter van de functie staat centraal. Door de jaren heen is veel aandacht geschonken aan de kwaliteit en beroepsontwikkeling van de buurtsportcoach en ook in de komende jaren zal dit nodig blijven. Van de inzet van buurtsportcoaches wordt immers veel verwacht, zo blijkt ook uit het Nationaal Sportakkoord. De Sportimpuls stopt na de ronde van 2018. De Sportimpuls heeft op groot enthousiasme kunnen rekenen van lokale sport- en beweegaanbieders en heeft veel lokale initiatieven opgeleverd die nog (deels) worden voortgezet. Men vertrouwt er dan ook op dat de effecten van de lokale projecten nog lange tijd na zullen werken. Daarnaast vormen de projecten die zijn gerealiseerd een inspiratiebron voor anderen.

Cijfers over zwemmen

Maar wat heeft het specifiek de zwembranche opgeleverd, hierbij enkele cijfers uit de voortgangsrapportage:

  1. Volgens een ruime meerderheid van de werkgevers (87%) die meededen aan het onderzoek van het Mulier Instituut werken de buurtsportcoaches waarvoor zij een werkgeversrol vervullen onder een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Als cao noemt de helft van hen sport, ruim een tiende welzijn en bijna een tiende zwembaden.
  2. Volwassenen (35%) en kinderen (63) maken in 2018 gebruik van diverse voorzieningen om te sporten bewegen. Voor volwassenen zijn dat vooral een park of natuurgebied (49%), een sportschool of fitnesscentrum (27%) en een zwembad (17%). Kinderen maken meer gebruik van een zwembad (39%), daarna volgt een park of natuurgebied (34%) het sportveld (33%) en de sporthal (25%).
  3. Over het algemeen is te zien dat mensen met een laag inkomen minder wekelijks sporten, minder vaak voldoen aan de NNGB en minder lid zijn van een sportvereniging dan mensen met een hoog inkomen. Dat geldt zowel voor de leeftijdsgroep jongeren (12-17 jaar) als volwassenen (18-79 jaar). Opvallend is dat er meer jongeren zijn uit een gezin met een laag inkomen die alleen (dus zonder ook een verenigingslidmaatschap te hebben) een abonnement hebben op een sportaanbieder zoals een zwembad of een fitnesscentrum dan jongeren uit een gezin met een hoog inkomen.