Voor een land als Nederland, vol waterwegen, recreatieplassen en zwembaden, is (leren) zwemmen cruciaal. Maar hoe staat het nu met de zwemdeelname in Nederland? Het Nationaal Sportonderzoek (NSO) van het Mulier Instituut geeft inzicht in de zwemdeelname en de kijk op zwemveiligheid van de Nederlandse bevolking tussen de 16 en 80 jaar in 2024. Wat blijkt? Het aantal Nederlanders dat regelmatig zwemt is afgenomen, maar vindt het zwembad nog wel een basisvoorziening die er in elke gemeente moet zijn.

Zwemdeelname
In 2017 en 2019 zwom nog 70% van de bevolking wel eens, maar in 2024 is dat gedaald naar slechts 50%. De gemiddelde zwemfrequentie ligt daarbij op acht keer per jaar. Vooral tijdens vakanties en zonnige dagen trekken Nederlanders (41%) naar het water. Een deel van de zwemmers gaat ook wel eens op andere momenten zwemmen (30%). Deze verhouding van zwemmomenten is vergelijkbaar met 2019. De favoriete zwemplekken zijn overdekte zwembaden (65%) en openluchtzwembaden (51%). Open water en de zee worden ook regelmatig bezocht. Het merendeel van de zwemmers doet dit omdat ze dat leuker vinden (43%) of de prijs van een kaartje te hoog (27%). Opvallend is verder dat meer mensen kiezen voor locaties zonder toezicht (32%) dan met toezicht (17%). Wat uiteraard risico’s met zich mee kan brengen omdat de veiligheid in dergelijke omstandigheden minder gegarandeerd is.
Basisvoorziening
Ondanks de afname in zwemdeelname, blijft een groot deel van de Nederlanders (85%) van mening dat een openbaar zwembad een basisvoorziening in elke gemeente moet zijn. Zowel mensen die wel eens zwemmen als mensen die dit niet doen. Dit beeld is de afgelopen jaren niet sterk veranderd (90% in 2019). Deze zwembaden spelen volgens hen een cruciale rol in de zwemvaardigheid van kinderen en volwassenen, maar ook in de sociale cohesie en gezondheid van de bevolking. Wel vinden velen (54%) een zwembad een dure voorziening, maar een zwembad in een gemeente is volgens het merendeel van de Nederlanders niet overbodig (76%) en gaat niet ten koste van andere sportvoorzieningen (57%).

Leren zwemmen
Nederland kent verschillende diplomalijnen, de diploma’s die vallen onder de diplomalijn ZwemABC worden tezamen de Nationale Norm Zwemveiligheid genoemd. In het onderzoek is gevraagd of ouders hiermee bekend zijn en het blijkt dat 78% hier nog nooit van heeft gehoord. Daarnaast vindt slechts 14% van de Nederlanders dat een C-diploma nodig is om veilig te kunnen zwemmen. De meerderheid (50%) acht een B-diploma voldoende en 33% vindt een A-diploma al genoeg. In 2017 vond nog 21 procent dat een zwemdiploma C nodig was om veilig te zwemmen en In 2024 vinden meer mensen dan in 2017 dat een A-diploma voldoende is om veilig te zwemmen. Het onderzoek kijkt echter alleen naar het ZwemABC-en niet naar andere diplomalijnen zoals Envoz, EasySwim of Zon Swim. Het geeft daarmee geen compleet van alle mogelijk behaalde zwemdiploma’s. Veel Nederlanders denken ook dat je zwemmen nooit verleert na het behalen van een diploma (61%). Terwijl wij juist weten uit onderzoek dat zwemvaardigheid zonder regelmatige oefening kan afnemen. Positief is dat 80% van de bevolking wel gelooft dat je zwemvaardigheid behoudt door regelmatig te zwemmen. Dit benadrukt het belang van een levenslange zwembijdrage.
Verantwoordelijkheid zwemdiploma
De verantwoordelijkheid voor het behalen van zwemdiploma’s ligt volgens de meeste Nederlanders bij de ouders, hoewel scholen, gemeenten en de Rijksoverheid volgens hen ook een rol zouden moeten spelen. Welke rol of verantwoordelijkheid dat precies moet zijn, is niet gevraagd. In 2024 hechten respondenten meer belang aan de rol van overheden dan in eerdere jaren, mogelijk door de recente discussie over schoolzwemmen. Schoolzwemmen wordt in toenemende mate genoemd als een middel om de zwemvaardigheid van kinderen te bevorderen. Momenteel doen verschillende partijen onderzoek naar aanwezigheid en betekenis van schoolzwemmen en naar mogelijke scenario’s voor de herinvoering van schoolzwemmen. De uitkomsten hiervan worden in de loop van 2025 verwacht.
Uitdagingen
Het is zorgwekkend dat slechts de helft van de Nederlandse bevolking nog zwemt, een hogere zwemdeelname is uiteraard beter. Toegankelijkheid van zwembaden, zowel financieel als geografisch, is daarvoor essentieel. Net als het borgen van de zwemveiligheid van de jeugd. Gemeenten, scholen en de Rijksoverheid kunnen een belangrijke rol spelen in het verbeteren van zwemvaardigheid en veiligheid. Het Mulier Instituut stelt dat mogelijke herinvoering van schoolzwemmen een eerste stap kan zijn om kinderen op jonge leeftijd zwemvaardigheden bij te brengen en hen bewust te maken van de risico’s van zwemmen zonder toezicht of in open water.
Deze cijfers komen uit het Nationaal Sportonderzoek (NSO) van het Mulier Instituut. In 2024 zijn aan 1.506 Nederlanders vragen gesteld over zwemmen. Lees meer informatie in ‘Zwemmen en zwemveiligheid Trends in zwemdeelname en meningen over zwemveiligheid, factsheet 2024/56’