23 april ZwembadBranche Dag Belgie

BANG? Nog niet dapper…

Het is alweer bijna 50 jaar geleden dat Bert Haanstra de documentaire ‘Stem van het Water’ maakte over de relatie van het Nederlandse volk
met zwem- en zeewater. Veel zwemonderwijzers kennen het fragment over een zwemles uit dat tijdperk. Diegenen die deze beelden nog nooit hebben gezien, raad ik aan om het op te zoeken op YouTube. Onlangs heb ik het ook weer eens bekeken.

Tijdens de eerste minuten zie ik hoe een groep jonge kinderen zwemles krijgt. De zwemonderwijzer geeft met diepe en galmende stem instructies die braaf worden opgevolgd. Zo’n blik terug in de tijd doet me glimlachen. Maar in de laatste minuten bekruipt me een minder leuk gevoel. Er wordt een jongetje gefilmd dat duidelijk nog last heeft van watervrees. Met grote vochtige ogen en bibberende lippen schudt hij zijn hoofd. Nee, dát gaat hij echt niet onder water stoppen… Terwijl de meester buiten beeld steeds harder roept: ‘Toe maar, hup, die bol onder water. Probeer het nog maar een keertje. Nu jij, JA JIJ!’. Ondertussen sluit de voice-over het fragment af met de woorden: ‘Bij dit moeilijke begin klinkt de stem van het water een beetje als de stem van een kwelgeest. Maar we moeten erdoor, zodat we later met plezier erin kunnen duiken!’

Dit doet me terugdenken aan de tijd dat mijn eigen kinderen leerden zwemmen. Zij werden destijds opgeleid voor het ‘oude’ A en B diploma. Ondanks de wekelijkse bezoekjes aan het zwembad, was de oudste niet helemaal watervrij toen hij begon. Zelf waren we toen nog onbekend met de zwembadbranche en hadden geen weet van methodische keuzes. Alle kinderen gingen naar het plaatselijke zwembad, een kleinschalige zwemschool waar kinderen alleen maar met zwemles mochten starten als ze ‘watervrij’ waren. We waren opgelucht toen we aan het einde van de les te horen kregen dat hij het toch mocht proberen. Ondanks zijn tegenzin om onder water te gaan, had hij goed geluisterd. Dat heeft hij de hele opleiding volgehouden en binnen afzienbare tijd haalde hij het A-diploma. Weliswaar met droge haren, maar toch. Voor B moest hij 7 meter onder water zwemmen. Hij dook het water in omdat de meester dat zei, maar beslist niet van harte. Het heeft nog heel wat uurtjes aan springen, spelen en soppen gekost voordat hij écht watervrij was. De middelste zoon was helemaal dol op water. Urenlang kon hij zich vermaken met een emmer water: hoofd erin, zo lang mogelijk, even boven en weer erin. Bij hem dus geen twijfel of hij voldoende watervrij zou zijn. Maar na een aantal lessen wilde hij echt niet meer. Veel te saai. Toen de jongste zoon op zwemles ging, waren we inmiddels zelf werkzaam in de zwembranche en in het bad van onze zwemschool had hij al menig uur gezwommen. Zonder bandjes in diep water riep hij: ‘ik kan het wel hoor!’ En hij had gelijk. Als een vis in het water, of liever ónder water. Helemáál niet geinteresseerd in het leren van de zwemslag. Bovendien is het moeilijk om te luisteren als je steeds onder water bent met je hoofd. Drie kinderen en drie keer weer een heel ander verhaal. Maar iets saai vinden of onnodig om te leren is misschien niet zo lastig als iets ‘moeten’ doen terwijl je er eigenlijk nog bang voor bent. En daar moet ik aan denken als ik het filmfragment van Haanstra zie. Aandoenlijk en ontroerend om te zien hoe verdrietig een bang kind kan zijn. Tijden veranderen, maar ook nu nog zijn er kinderen die aan het begin veel last hebben van watervrees. Je zult het maar hebben en door je ouders tóch naar zwemles worden gebracht. Als je pech hebt, blijven ze achter in het kleedlokaal en moet je met een onbekende juf of meester mee naar een grote bak met water. Vervolgens hoor je dan ook nog: ‘Kom er maar in, gaan we lekker zwemmen’. Nou, niet dus! Er is overal lawaai, het is te warm, het water is koud en het gaat vast kriebelen in je neus en prikken in je ogen.

In de afgelopen jaren heb ik veel zwemonderwijzers zien werken, van allerlei leeftijden en achtergronden. Op een enkele uitzondering na hebben zij één ding gemeen met elkaar: het plezier in werken mét en tussen jonge kinderen. Zet lesgevers bij elkaar en je krijgt de mooiste, vrolijkste en ontroerendste verhalen. Veel gaan over kinderen die bang zijn voor water tijdens de lessen in het voortraject. Collega’s vertellen over de moeite die het heeft gekost, de oefeningen die wel of niet hielpen en het voldane gevoel wanneer juist dát kind uiteindelijk met trots het diploma haalt. Wanneer je dieper in de verhalen duikt, is het geheim van succes altijd terug te voeren op de relatie tussen kind en lesgever. Bang zijn voor water wordt minder spannend als er altijd iemand dichtbij je is. Een juf of meester waarop je kunt vertrouwen én je het gevoel geeft dat het echt goed zal komen. Maakt niet uit hoe of hoe lang het duurt. Samen gaat het lukken!

Inmiddels is de oudste zoon enkele maanden geleden vader geworden en de geschiedenis herhaalt zich. Wanneer hij tijdens het babyzwemmen met zijn zoon onder water gaat, laat deze duidelijk merken dat hij daar niet van gediend is. Hij schrikt, verslikt zich, gaat huilen en wordt getroost. Daar zal nog menig uurtje mee geoefend worden voordat de zwemles begint. Maar ik weet het zeker: het zal goed komen. Bang is hij niet, alleen nog niet zo dapper…