23 april ZwembadBranche Dag Belgie

Zorgt corona voor een einde aan de positieve ontwikkeling van het zwemdiplomabezit?

Tussen 2018 en 2020 is het aandeel kinderen zonder A-diploma toegenomen en het aandeel kinderen met een volledig zwem-ABC afgenomen. Hiermee komt volgens het Mulier Instituut een einde aan de positieve ontwikkeling van het zwemdiplomabezit tussen 2012 en 2018, waarschijnlijk door de sluiting van de zwembaden vanwege coronamaatregelen. Maar wat zeggen deze cijfers over het totale diplomabezit en de zwemvaardigheid van kinderen?

Afname

In de periode van 2012 tot en met 2018 is het percentage kinderen onder de 17 jaar dat geen zwemdiploma bezit juist afgenomen. Een positieve ontwikkeling, maar helaas heeft die zich zo niet doorgezet tot in 2020. Tevens blijkt uit Vrijetijdsomnibus-data dat het aandeel van de bevolking van 6 jaar en ouder dat deelnam aan zwemmen is gedaald 28% in 2018 naar 20% in 2020.


Ben jij op zoek naar een leverancier voor zwemlesmaterialen? 👉 Klik hier.



Lockdown

Een logische verklaring hiervoor zouden de coronamaatregelen kunnen zijn. Doordat de zwembaden en zwemscholen meerdere malen moesten sluiten om verspreiding van het virus af te remmen, hebben minder kinderen kunnen lessen en afzwemmen. Veel zwemlesaanbieders zag na de eerste lockdown de wachtlijsten oplopen. Er is op allerlei manieren geprobeerd om een inhaalslag te maken, maar de periode van sluiting was dusdanig lang dat dit lang niet altijd reëel was. Natuurlijk moet er voldoende water en personeel beschikbaar zijn en uiteraard moet de kwaliteit van het zwemonderwijs ook geborgd blijven. Al eerder liet ook minister voor Langdurige Zorg en Sport, Conny Helder, de Tweede Kamer in haar antwoorden op Kamervragen weten dat er nu minder kinderen een diploma hebben. Zij gaf aan dat het aantal kinderen dat nu (nog) geen diploma heeft, maar dat wel had gewild, geschat wordt op 69.000 tot 92.000 kinderen, grotendeels als gevolg van de strenge maatregelen in het begin van het jaar. De beperkingen van november 2021 tot einde van het jaar zal volgens haar zorgen voor een achterstand van ca. 6.000 tot 8.000 diploma’s.”

Diplomalijnen

Binnen het onderzoek is echter alleen gekeken naar het zwem-ABC dat voldoet aan de Nationale Norm Zwemveiligheid. Hieruit blijkt dat in 2020 een groter deel van de kinderen onder de 17 jaar geen A diploma (9%) heeft en dat een kleiner deel van de kinderen (32%) een A-, B- en C diploma bezit. Ook het percentage kinderen dat het A-diploma uitsluitend tijdens schoolzwemmen heeft behaald is na een lichte toename sinds 2012 in 2020 weer afgenomen van 13% in 2018 naar 9%. Uiteraard een zorgelijke ontwikkeling. Kanttekening is echter wel dat hierbij alleen is gekeken naar het zwem-ABC en niet naar andere diplomalijnen. Het is zeker aannemelijk te veronderstellen dat de coronamaatregelen gevolgen hebben voor het diplomabezit van kinderen en dus de zwemvaardigheid. In dit onderzoek wordt alleen niet bekeken hoeveel kinderen een zwemdipolma hebben anders dan het zwem-ABC. Wat precies de invloed is van deze diplomalijnen op het totale diplomabezit en dus de zwemvaardigheid en welke ontwikkelingen bij deze diploma’s te zien zijn, is daarmee onduidelijk.

Lees ook: Echte sport? Een kind op zwemles zit al op een onwijs leuke sport!

Onderzoek

Deze publicatie maakt onderdeel uit van het project Nationaal Plan Zwemveiligheid (NPZ), bedoeld om de zwemveiligheid van de Nederlandse bevolking op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Het NPZ wordt namens de zwembranche gecoördineerd door de Nationale Raad Zwemveiligheid en ondersteund door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De cijfers over zwemvaardigheid van kinderen van 2012-2018 zijn afkomstig uit de VTO van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Binnen dit onderzoek is gekeken naar het zwem-ABC dat voldoet aan de Nationale Norm Zwemveiligheid, andere diplomalijnen zijn niet meegenomen.

Lees hier de factsheet Zwemvaardigheid 2020: Zwemdiplomabezit van kinderen

Lees hier de antwoorden van minister voor Langdurige Zorg en Sport, Conny Helder, op Kamervragen van de Tweede Kamerleden Westerveld (GroenLinks) en Van Nispen (SP).