In het afgelopen jaar heeft een aantal lesgevers in onze organisatie aangegeven dat zij graag een bijscholing of cursus willen volgen over het omgaan met kinderen met gedrag- en of leerproblemen. Als reden gaven zij aan dat zij ervaren dat zij steeds meer te maken krijgen met ‘speciale’ kinderen in hun lesgroepjes. Dit komt overeen met de tendens die ook elders wordt gesignaleerd. Deze ‘speciale’ kinderen hebben niet allemaal een diagnose of label waar wij van weten. Dat is niet verwonderlijk, vaak worden leerproblemen of gedragsproblemen zichtbaar wanneer kinderen 4 tot 5 jaar zijn en gaan deelnemen aan onderwijs: op school, in het zwembad of bij sportclubs.
Om aan de vraag van bovengenoemde lesgevers tegemoet te komen, hebben wij besloten om een intern scholingstraject aan te bieden. Tijdens de bijeenkomsten wordt gesproken over de kenmerken van kinderen met bijvoorbeeld ADHD en stoornissen in het autistisch spectrum. Heel bewust wordt daarbij ook gekeken naar de positieve aspecten die gepaard gaan met deze kenmerken. Van kinderen met ADHD kun je zeggen dat ze erg druk zijn, maar liever spreken we over hun enthousiasme en creativiteit. Kinderen met stoornissen in het autistisch spectrum hebben moeite met het communiceren in bepaalde situaties en relaties. Zij hebben echter ook oog voor detail en kunnen makkelijk systematisch ordenen. Hierdoor kunnen zij beter dan gemiddeld ‘out of the box’ denken en handelen.
Er worden tijdens de scholing veel verhalen gedeeld over gebeurtenissen tijdens de lessen en daarin schuilt een grote kracht. Hieruit blijkt steeds weer dat het gaat om het opbouwen en onderhouden van een goede relatie tussen lesgever en kind. Lesgevers vertellen elkaar over de momenten in hun lessen waarop het écht moeilijk was en krijgen van collega’s tips en handvaten aangereikt vanuit eigen ervaringen. Tijdens de gesprekken wordt steeds duidelijker dat er geen standaard methode is voor het omgaan met ‘speciale’ kinderen. Het wordt ook duidelijk dat het wel van groot belang is of het de lesgever lukt om er op zo’n moment écht en volledig te zijn voor het kind en zich te verplaatsen in diens gevoelens. Vanuit dit aanvoelen van wat nodig is, kan hij of zij zo goed mogelijk aansluiten bij wat er op dat moment nodig is om het kind goed te begeleiden.