Eigentijds zwemonderwijs is…je als een vis in het water voelen

De snelheid van leren wordt een steeds belangrijker criterium bij het zwemonderwijs. Oplossingen hiervoor werden tot nu meestal gezocht in leerlijnen, hulpmiddelen, aantal lessen en duur van de lesmomenten. De focus bij eigentijds zwemonderwijs is anders, hierbij wordt meer gekeken naar het individuele kind. Het kind moet blij naar de zwemles komen en nog vrolijker weggaan omdat wéér iets is gelukt of beter ging. Voor pedagogische aspecten was tot nu toe nog niet zo heel veel aandacht. Maar het welbevinden van het kind heeft een grote, positieve invloed op het leerproces. Het leren zwemmen moet plaatsvinden in een veilige setting. De zwemonderwijzer moet altijd in de nabijheid van de kinderen zijn en bijna de gehele les in het water. Maar het betekent ook dat je de kinderen niet steeds lengtebanen laat zwemmen, want daarmee verbreek je te lang het contact. Eigenlijk komt het neer op kinderen bewegingservaring op te laten doen in de juiste volgorde en op het juiste moment. Oftewel: klittenband. Het moderne zwemonderwijs baseert zich op dit klittenbandeffect. Iedere nieuwe ervaring plak je op een bestaande ervaring. Dus besteed veel tijd aan het opdoen van ‘doelgerichte leerervaringen’. Welke doelgerichte leerervaringen dit zijn, kan je lezen in je je leerlingvolgsysteem. Dus een paar stappen overslaan, zodat het dan sneller gaat, werkt niet. Sterker nog, het vertraagt. In het instructiebad kurken om doen omdat een kind dan alvast met de techniek kan beginnen, werkt ook niet. Een kind moet actief leren drijven. Het is nuttig om de visie op het leren zwemmen vast te leggen in een werkplan. Hierin kan staan in welke volgorde de stof wordt aangeboden en waarom voor deze volgorde gekozen is. En hoe de didactische en pedagogische aspecten vorm krijgen. Dit wordt nu veelal overgelaten aan de lesgevers zelf. Het is beter om hier intensief met elkaar over te praten en te kijken of je kunt komen tot ‘meer dezelfde uitgangspunten binnen het team’. Vraag je met elkaar eens af: Hoe kijken wij naar een kind? Hoe willen wij dat met hen wordt omgegaan? Welk gedrag vinden wij acceptabel van elkaar naar de kinderen toe en andersom? De tendens is om meer aandacht te besteden aan de beleving van het kind bij het leren zwemmen. Motorisch leren hangt nauw samen met hoe een kind zich voelt. Een kind dat zich niet op zijn gemak voelt of bang is, kan nauwelijks moeilijke stappen maken. Dit kan het leerproces in grote mate vertragen. Bij zwemonderwijs is de rol van de zwemonderwijzer bepalend. Hij of zij zorgt er voor dat het kind zich veilig voelt, maar vooral gewaardeerd voelt. Zelfs als je iets nog niet beheerst. Heel fijn als je iets moeilijks moet leren. Belangrijkste voorwaarde voor eigentijds zwemonderwijs is dat kinderen op hun eigen niveau kunnen werken. Bied daarvoor afwisselende oefenstof aan die net boven of op het niveau van het kind ligt, met veel variatie aan opdrachten en uitvoeringswijzen. Zorg dat een kind niet gefrustreerd raakt. Iedere les moeten alle kinderen in de zwemles succeservaringen hebben en met een goed gevoel naar huis gaan. Ook de lesgever moet zich – om goed te kunnen ontwikkelen- goed, veilig en gewaardeerd voelen door kinderen, collega’s en leidinggevenden. Denk overigens niet dat jij helemaal moet veranderen als zwemonderwijzer of dat je het allemaal niet goed doet. Zo makkelijk kom je er niet van af……. Bij eigentijds zwemonderwijs is vooral de benadering van het kind veranderd. Er moet een klimaat in de zwemles ontstaan waar ieder kind zich thuis voelt. Dit kun je herkennen als kinderen spontaan en ontspannen zijn en plezier met elkaar hebben.
Zich letterlijk als een vis in het water voelen.